één druk op de knop en je papiertje met tekst rolt uit de printer. Zo makkelijk als het maar zijn kan. Zo is het natuurlijk niet altijd geweest. De geschiedenis van het printen begint namelijk met kopiëren.  

Het kopieerapparaat werd uitgevonden door James Watt. Zijn idee was erg simpel. Het oorspronkelijke document moest met een soort gelatine achtige inkt geschreven worden. Daarna werd er kopieerpapier vochtig gemaakt en werd het oorspronkelijke document er tegenaan gelegd. Het werd door twee rollen samen geperst. Hierdoor was het aan de andere kant va het papier zichtbaar. In het begin waren de afdrukken nog wat bleek. Maar na wat verbeteringen in de gebuikte inkt werd het resultaat steeds beter. Er konden ook meerdere afdrukken van het origineel gemaakt worden. Het nadeel was dat alleen documenten konden worden gebruikt die net geschreven waren. De eerste kopieerapparaten waren dus natkopieerders. Het papier moest eerst behandeld worden met een bepaalde vloeistof voordat er gekopieerd kon worden. Als het uit het apparaat kwam was het nog nat en moest het eerst drogen.  

De eerste droge kopieermachine werd bedacht door Chester Carlson in 1937. Hij was een Amerikaanse advocaat en was het zat om steeds zijn documenten over te schrijven. Zijn idee werd door een heleboel bedrijven afgewezen totdat hij eindelijk een partner vond in 1944. Deze partner was Haloid. Haloid wilde het idee wel verder met hem uitwerken. In 1949 kwamen de eerste machines op de markt. Deze machine werkte op elektischiteit. 

Tegenwoordig denken we ze niet meer weg, deze kopieermachnies en printers. Er zijn onwijs veel verschillende soorten printers. Met een folie printer kan je documenten lamineren. Veel bedrijven gebruiken speciale printers voor barcode printen. Je hebt ook 3d printers en laser printers. De mogelijkheden zijn werkelijk eindeloos. De technologie zal zich altijd uit blijven bereiden. Wie weet wat de toekomst nog in petto heeft.